Het dansorgel heeft 76 toetsen. De dispositie (a¹ = 440 Hz) bestaat uit 8 bassen: grondbassen, violonbassen, cellobassen op register (op het gammaboek aangeduid als “bassen”) en trombones op register. De accompagnementen zijn 9 tonen. De zang bestaat uit 16 tonen waaronder flûte zinc, faxophone, flûte bois, undamaris zitten, alsook viool, flûte bourdon en de baxophone. De tegenzang bestaat uit 16 tonen waaronder bariton, cello, voix céleste, flûte d’amour, en de vox humana met tremolo. Het slagwerk is een kleine trom, een grote trom (met bekken op register), een triangel (die d.m.v. een eigen tremolosysteem kan repeteren), castagnetten en tamboerijn. Om het bekken in te schakelen dient men een gat te kappen (in het boek) op toets 74 zolang men het bekken wil laten meespelen met de grote trom: hierdoor wordt d.m.v. een blaasbalgje een latje omhoog gebracht dat ervoor zorgt dat het bekken kan worden aangeslagen via de blaasbalg van de grote trom. Het instrument transponeert een kleine terts omhoog t.o.v. in de gamma aangegeven waarden.