Rond 1700 ontstaat in Zuid-Duitsland en Oostenrijk de viola d’amore, een hybridisch strijkinstrument dat het midden houdt tussen de viola en de viool. Qua vorm is het een verkleinde, langwerpige viola da gamba met typisch Zuid-Duitse kenmerken: een vaak gelobde omtrek en vlamvormige klankgaten. In tegenstelling tot de viola da gamba werd de viola d’amore, zoals de viool, op de schouder bespeeld en had ze ook geen frets. Opvallend zijn de metalen resonantiesnaren die meetrillen met de gestreken snaren en het instrument zijn typische klank geven.