Op vraag van Museum Vleeshuis maakte musicus en instrumentenbouwer Justin Glaie een bijzondere luit. Het gaat om een instrument waarvan enkel in Vlaamse schilderijen uit de eerste helft van de 17de eeuw voorbeelden zijn overgeleverd. Op 24 mei 2023 stelden Justin Glaie en het ensemble Sweete Devils het resultaat voor. Met dit project zet Museum Vleeshuis verder in op het ondersteunen van het vakmanschap van instrumentenbouwers en op het uitdagen van hun creativiteit.
Aan het begin van de zeventiende eeuw was de luit een van de populairste muziekinstrumenten in de Lage Landen. Ouders van stand die hun kinderen een goede start in het leven wilden geven en daar de financiële middelen voor hadden, zorgden voor muzieklessen. De populairste instrumenten waren dan het klavecimbel en… de luit.
De luit maakte een hele bouwtechnische evolutie door, en er ontstonden ook allerlei nauwverwante instrumenten met namen als ‘theorbe’, ‘aartsluit’, ‘chitarrone’ of ‘getheorbeerde luit’ die allemaal tot de grote luitfamilie behoren.
Om de muzikale mogelijkheden van de luit uit te breiden en om beter te kunnen concurreren met andere instrumenten zoals het klavecimbel, experimenteerden instrumentenbouwers volop met het instrument. Voor 1500 telde de luit meestal vijf snarenkoren (waarbij een snarenkoor meestal uit dubbele snaren bestond). Mettertijd werden aan de baszijde extra snarenkoren toegevoegd. Telde een luit omstreeks 1500 zes snarenkoren, dan waren dat er omstreeks 1620 wel tien tot twaalf. Omdat men voor steeds diepere tonen ook langere snaren moest gebruiken, werd een soort verlengstuk aan de hals gemaakt waaraan deze lange snaren konden bevestigd worden.
Sommige luitenbouwers experimenteerden volop met de structuur van hun instrumenten. Op een handvol schilderijen van schilders als Theodoor Rombouts (Kaartspelend gezelschap met luitspeler), Peter Paul Rubens (De opvoeding van Maria de’ Medici) en Jan Brueghel (II) (Vanitas-allegorie) zijn bijzondere luiten te zien.
De instrumenten op deze schilderijen leunen nauw aan bij de theorbe of de aartsluit: ze hebben een lange hals, extra bassnaren en de hals mondt uit in twee schroevenkasten die in het verlengde van de hals liggen. Wat de afgebeelde instrumenten echter uniek maakt, is de positie van de bovenste schroevenkast, die van de bassnaren. Op een traditionele (aarts)luit of theorbe ligt de topkam lager op het instrument dan de schroevenkast. In de afgebeelde instrumenten is dat net omgekeerd: de topkam ligt helemaal aan het uiteinde van het instrument. Dat betekent dat de snaren voorbij de kam, over een (al dan niet beweegbaar) rolletje een bocht van 180° naar de achterzijde van de schroevenkast maken en daar aan hun stemschroeven zijn verbonden. Het grote voordeel lijkt te zijn dat schroevenkast daarmee een stuk dichter bij de musicus ligt en een makkelijker te bereiken is bij het stemmen.
Opvallend: er zijn geen historische exemplaren van dit type instrument overgeleverd, enkel geschilderde voorbeelden. Bovendien zijn dergelijke instrumenten enkel te zien op schilderijen van kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden (ongeveer het huidige Vlaanderen). Mogelijk was het dus een type dat enkel hier te lande, in de jaren 1620-1640 werd gebouwd. Daarom noemen we deze instrumenten gemakshalve ‘Vlaamse luiten’ of ‘Vlaamse teorbes’.
Het is precies zo’n instrument dat Justin Glaie nu voor Museum Vleeshuis bouwt. Dat instrument krijgt 11 snarenkoren, verdeeld over 6 standaardsnaren (waarvan 5 dubbel besnaard) en 5 extra bassnaren (allemaal dubbel besnaard) en verbonden met een dubbele schroevenkast.
Justin begon in 2021 aan het project. Dat begon met heel wat onderzoek waarbij hij op zoek ging naar zo veel mogelijk afbeeldingen van dit ongewone instrument. In 2022 begon dan het eigenlijk bouwen. Op vraag van Museum Vleeshuis legt fotografe Malou Van den Heuvel het bouwproces vast.